Het zenuwstelsel
De hersenen,
het ruggenmerg en alle zenuwen vormen samen het zenuwstelsel. Het
zenuwstelsel bevat miljoen zenuwcellen. Een zenuwcel is opgebouwd uit een
cellichaam en uitlopers. De celkern bevindt zich in het cellichaam. De cellichamen
liggen vlak bij of in het centrale zenuwstelsel. De uitlopers zorgen dat de
impulsen worden voortgeleid. Uitlopers leiden de impulsen naar het cellichaam toe
en van het cellichaam af. Uitlopers kunnen heel lang zijn.
Één impuls wordt nooit via één uitloper voortgeleid. Er gaan altijd duizenden impulsen via meerdere uitlopers tegelijk. De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw. Elke uitloper is omgeven door een dun laagje. Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar. Het centrale zenuwstelsel wordt door zenuwen met alle lichaamsdelen verbonden. Delen van het hoofd en van de hals zijn door zenuwen rechtstreeks met de hersenen verbonden. Delen van de romp en de ledematen zijn door zenuwen met het ruggenmerg verbonden. Impulsen worden via de ruggenmerg naar de hersenen geleid.
Één impuls wordt nooit via één uitloper voortgeleid. Er gaan altijd duizenden impulsen via meerdere uitlopers tegelijk. De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw. Elke uitloper is omgeven door een dun laagje. Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar. Het centrale zenuwstelsel wordt door zenuwen met alle lichaamsdelen verbonden. Delen van het hoofd en van de hals zijn door zenuwen rechtstreeks met de hersenen verbonden. Delen van de romp en de ledematen zijn door zenuwen met het ruggenmerg verbonden. Impulsen worden via de ruggenmerg naar de hersenen geleid.